Hoofdstuk II

II De kerk van 1875

Voorbereiding
Door de voortdurende toename van het aantal parochianen was al enige malen het plan geopperd een nieuwe kerk te bouwen. De oude kerk was te klein en bouwvallig. In de laatste 30 jaar waren de meest noodzakelijke reparaties achterwege gebleven, om de eenvoudige reden: er was geen geld. Het was alleen bij woorden gebleven. Maar in 1868 werd de toestand zo kritiek, dat men wel tot daden moest overgaan. Het eerste werk was de benoeming van een bouwcommissie, waarvoor waren uitgenodigd burgemeester Kl. Koopman, twee raadsleden M. Slot en J. Schouten en Kl. Hetsen, P. Nan en S. Koopman.
Het was dan ook geen alledaagse taak: de bouw van een nieuwe kerk. Het bestuur zag zich geplaatst tegenover vele vragen en problemen, die niet met een handomdraai konden worden opgelost. Wie zal de architect zijn, hoe groot moet het kerkgebouw worden; op welke plaats zal de kerk verrijzen; wat zal het gaan kosten en niet het minst, hoe kwam men aan geld.
Na vele moeizame besprekingen met het kerkbestuur werd besloten de heer Th. Asseler,¹) bouwheer van verscheidene kerken in het bisdom Haarlem, uit te nodigen een schets van een nieuwe kerk te maken.
Vervolgens de plaats, waar het kerkgebouw zou komen…. uren en uren werd er vergaderd, verschillende mogelijkheden overwogen en tenslotte kwam men tot de volgende conclusie: op de plaats waar de pastorie stond, zou de nieuwe kerk gebouwd worden, dus ten oosten van het bestaande kerkgebouw en het kerkhof, in een richting noord-zuid, op 8 el afstand van de sloot, terwijl de pastorie zou worden opgetrokken op het terrein, waar de kerk zich toen bevond. Aan dit plan waren echter twee bezwaren verbonden. Waar moest de pastoor tijdens de bouw wonen en wat moest er gebeuren met het kerkhof, dat onmiddellijk achter aan de pastorie aansloot. Het eerste bezwaar kwam spoedig te vervallen, daar de St. Vincentiusvereniging haar gebouw (nu Dorpsstraat 128) als tijdelijke woning gratis aan de pastoor wilde afstaan. Enkele kleine veranderingen zouden door het kerkbestuur worden bekostigd. (f 700,—). De moeilijkheden met het kerkhof waren van ingrijpender aard. Wilde men afdoende te werk gaan, dan moest het kerkhof verlegd worden naar een geheel andere plaats n.l. ten noorden van de nieuwe kerk.


             ARCHITECT TH ASSELER


                J. G. v. MAASLAND                           


             A. F. RANSHUYSEN

En tenslotte: het geld. De enige mogelijkheid was rondgaan bij de parochianen om te trachten de benodigde gelden voor de bouw in te zamelen. De beide kapelaans L. ten Brink en J. van ’t Westeinde zouden met de kerkmeesters de actie ontplooien. Het motto “kerk van de grond” en wel in letterlijke zin was toen nog onbekend.
In het najaar van 1873 kon de pastoor met trots aan het kerkbestuur mededelen, dat de actie schitterend was geslaagd. De parochianen hadden voor een bedrag van f 60.000,— ingetekend over de tijd van 5 jaar. Reeds waren twee termijnen binnengekomen en te zamen met de voordelige saldo’s der laatste twee jaren was 33.000,— beschikbaar.
Intussen was de architect met de tekening van kerk, pastorie en kerkhof gereed gekomen, begroot op f 135.190,53. Iedereen was vol bewondering voor dit fraaie ontwerp. Wist men toen niet, dat de kerk van Wervershoof een slaafse copie zou worden van het kerkgebouw te ’s-Heerenhoek?²) Alleen de toren van onze kerk is zwaarder. Of heeft de bouwcommissie Asseler opgedragen een zelfde kerk in Wervershoof te bouwen? Het laatste is het meest waarschijnlijk. Dus een ieder was enthousiast… behalve het bisdom. Daar was men van oordeel, dat de voorgevel van de pastorie te luxueus was en dat er drastisch bezuinigd moest worden. Architect H. J. van den Brink, adviseur van het bisdom achtte de twee rijen palen onder de torenfundering onvoldoende; deze dienden met één te worden vermeerderd. Nadat Asseler aan genoemde bezwaren was tegemoet gekomen, werd de eerste begroting verlaagd totf 135.066. Waren nog meer bezuinigingen noodzakelijk dan zou de toren geheel of gedeeltelijk komen te vervallen. 9 februari 1874 slotvergadering. Ook de beide kapelaans waren tegenwoordig. In deze bijeenkomst stelde de architect het aantal plaatsen op 1100, n.l. 700 vaste en 400 losse plaatsen, terwijl er nog zoveel ruimte overbleef, dat de kerk gemakkelijk 1500 tot 1600 kerkgangers kon bergen. Dit gaf de doorslag.


WERVERSHOOF HEEFT ANDERE SPITS EN MIST DE KLEINE TOREN


DE WERENFRIEDKERK VAN WERVERSHOOF IN HET EEUWFEESTJAAR

Na ampele besprekingen van ruim 3 uur, viel het besluit, dat men met Gods hulp bouwen zou. De kapelaans waren bereid een jaar langer rond te gaan. De giften werden op f 10.000,— geraamd en een lening van f 60.000,— moest wel voldoende zijn om het ontbrekende aan te vullen. Een paar dagen later ging een verzoek naar de bisschop om goedkeuring van het plan en reeds de 1ste maart gaf de vicaris zijn fiat. Tevens gaf hij zijn goedkeuring aan een lening van f 60.000,— tegen een rente van 4, later omdat de lening niet voltekend was, van 4½ % .
Op 24 maart 1874, de dag van aanbesteding waren met het kerkbestuur en de voltallige bouwcommissie, kapelaan Ten Brink die de zieke pastoor verving, de burgemeester, de architect en de inschrijvers in herberg “De Stoomwagen” van H. v.d. Wetering bijeen. De spanning was voelbaar. Er waren 7 biljetten ingekomen. De hoogste inschrijver J. Kooter te Wognum wilde het werk voor f 189.800,— “maken”. De laagste inschrijver was G. J. van Haar te Schoorl voor f 144.600,—. Het was een geweldige teleurstelling. Zelfs de laagste inschrijving lag f 9000.— boven de begroting. Het bestuur trachtte met Van Haar te onderhandelen over verlaging van de aanneemsom, maar deze wilde noch duwen, noch trekken. Na veel moeiten gelukte het eindelijk met de heer H. R. Hendriks te Oss, aannemer van de kerk te ’s-Heerenhoek, die voor f 145.300,— had ingeschreven tot een vergelijk te komen. Het verschil werd gedeeld en voor de som van 140.000 gulden kon met de bouw worden begonnen.

______________

¹) Theodorus Asseler werd de 12e maart 1823 te Aarlanderveen geboren. Hij was één van de zeven kinderen van Bernardus Gerardus Asseler en Maria Kristina Kaag. Zijn eerste opleiding als timmerman en later als opzichter ontving hij van zijn oom Theodorus Molkenboer, destijds een bekend kerkenbouwer. Na diens dood vestigde hij zich als architect te Amsterdam. “De Duif” was zijn eerste kerk. Verder in alfabetische volgorde: Akersloot, Anna Paulowna, Bergen (N.H.), Boskoop, Bovenkarspel, Duivendrecht, Hansweert, Hazerswoude (Engelbewaarders), ’s-Heerenhoek, Den Helder (O.L. Vrouw), Heeswijk, Hoogkarspel (Ned. Herv.), Ilpendam, Kudelstaart, Koudekerk a.d. Rijn (Michael), Nieuwveen, Roelofsarendsveen, Roosendaal (O.L. Vr. van Alt. Bijstand), Schoorl, Velp, Voorschoten, Warmenhuizen, Weesp en Wervershoof.
In 1868 trad bij hem als opzichter in dienst H. Leguyt, die, o.a. de kerken in Warmenhuizen, Duivendrecht en Wervershoof voor hem uitvoerde.
Van genoemde kerken zijn minstens die van Akersloot, Bovenkarspel, Hoogkarspel, Roelofarendsveen, Schoorl en Weesp gesloopt en door nieuwe vervangen.
Asseler stierf te Amsterdam. Hij is 56 jaar geworden.
²) Tijdens het pastoraat van F. H. M. Wennen werd deze kerk in 1873 naar het ontwerp van architect Th. Asseler, door H. R. Hendriks uit Oss gebouwd; 20 augustus 1873 door mgr. G. P. Wilmer, bisschop van Haarlem, geconsacreerd.

DE BOUW

Het werk vorderde snel en 3 maanden later, 29 juni, metselde de pastoor de eerste steen in de fundamenten der kerk. Woensdag 22 juli had de plechtige eerste steenlegging plaats. De steen werd ingemetseld door Antonius Ferdinandus Ranshuysen, deken van het district Wervershoef en pastoor te Wognum “concomitantibus multis clericis et adjutus ab Hadriano Slot et Anna Koopman, infantibus,” in tegenwoordigheid van vele priesters en bijgestaan door de kinderen Adrianus Slot en Anna Koopman. Pastoor Hesemans van Westwoud hield de feestrede. De lapis angularis, de hoeksteen, in iedere kerk aanwezig! Wilt u hem zien? U zult te vergeefs zoeken. Waarschijnlijk is hij bij een of andere verbouwing verloren gegaan, of achter de lambrizering van tegels vakkundig weggewerkt.
Na afloop van de plechtigheid bood een deputatie namens de parochianen elf gebrandschilderde ramen aan, een zeer kostbaar geschenk en dat terwijl zij reeds zoveel voor hun kerk geofferd hadden. Nog dezelfde dag begaven Maarten Koopman en Piet Nan zich naar de pastorie om als gezamenlijk geschenk een zware luidklok aan te bieden. Enige dagen later deelde kapelaan L. ten Brink aan de pastoor mede, dat hij een tweede klok daaraan wilde toevoegen. In navolging van pastoor Volkers te Zwaagdijk-Oost, die tot paus Pius IX het verzoek had gericht, een stukje steen uit een der Catacomben te Rome te mogen ontvangen, dat als eerste steen zou dienen voor de nieuwe kerk, ging pastoor Van Maaseland veel verder. Hij verzocht de paus een ciborie aan zijn nieuwe kerk te willen schenken.
Daar deze kelk niet meer aanwezig is en het memoriaalboek geen enkele aantekening bevat, die enige opheldering geeft, laten wij de tekst van de brieven aan bisschop G. P. Wilmer in extenso hier volgen:
“11 mei 1874. Door bemiddeling van den heer A. Neuvel, alumnus pontificii collegii Urbani de Propaganda Fide, die onlangs weder naar Rome vertrokken is om zijn studiën voort te zetten, ben ik zoo vrij geweest nevensgaande suppliek aan de voeten van onzen Heiligen Vader neder te leggen; en gelijk uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid zich overtuigen zal, heeft onze Heilige Vader allergoedgunstigst en hoogvereerend mijn verzoek toegestaan. Ik acht het mij tot pligt mijne vreugde aan U.D.H. kenbaar te maken en haar tevens allereerbiedigst te verzoeken, mij wel behulpzaam te willen zijn, opdat de door Z.H. vereerde ciborie door een vertrouwden persoon of op eenige andere vertrouwde wijze bij eenige gelegenheid mij geworde.
Met verschuldigde hoogachting U.D.H. oodmoedigste
dienaar J. G. van Maaseland, Pastoor.
“16 mei 1874. Zoo even ontving ik een schrijven uit Rome, hetgeen mij meldde, dat Z.H. de aan Werfertshoeve toegezegde pixis aan den Heer A. Neuvel heeft laten overhandigen, met de zorg, die mij te doen geworden.”
De brief eindigt met excuus voor het vorige schrijven, waarin hij de bisschop om bemiddeling had gevraagd. Ondertekening als boven.

Een bekend gezegde luidt: “de laatste loodjes wegen het zwaarst” en dit gold natuurlijk ook voor onze in aanbouw zijnde kerk. In oktober 1874 kwam de vraag naar voren: zou de kerk worden afgestucadoord en afgeschilderd, of moest dit tot later worden uitgesteld. Dit was een brandende kwestie. Was het financieel haalbaar? Daar ging het om. Bij de aanbesteding waren deze werkzaamheden om bovengenoemde reden buiten het bestek gelaten. Algemeen was men van oordeel, dat er minstens f 10.000 mee gemoeid zouden zijn. Het bestuur voelde daar niets voor. Een schuld van f 60.000,— was nauwelijks te dragen. In december 1874 kwam het afstucadoren en afschilderen nogmaals ter sprake. Volgens de architect moest men daarvoor een bedrag van f 9600.— uittrekken; de heer Hendriks, de aannemer daarentegen had f 10.200,— berekend. Ook nu was de bouwcommissie voor zulk een uitgave niet te vinden. Toen echter de architect er op wees, dat afgezien van het ongerief, dat een latere afwerking zou veroorzaken, de uitgaven ruim f 3000,— meer zouden bedragen, omdat steigers e.d. opnieuw moesten worden aangebracht, werden zij meer toeschietelijk.
Volgens het oordeel van de pastoor was een uitgave van f 10.000,— nu wel verantwoord, daar de giften met ruim f 12.000,— waren gestegen. Dit alles deed het bestuur besluiten, het werk te laten uitvoeren.
Daarenboven had de aannemer zijn prijsopgaaf van 10.200 tot 9800 gulden teruggebracht.

Ga naar hoofdstuk III