Hoofdstuk X

X Pastoors, kapelaans en kerkmeesters

Sinds 1972 zijn A. J. C. M. Janssen deservitor, J. Berkhout, pastor, S. Groot, pastor.

Door ontbreken van een volledige documentatie en door de onzekerheid van mondelinge inlichtingen is het, helaas, niet mogelijk de serie kerkmeesters, die zulk een bijzondere taak hebben bij het bouwen en onderhouden van het kerkgebouw, in zijn geheel, dus met alle namen en jaartallen, weer te geven.
Wat achterhaald is, volgt hier, onvolledig en met voorbehoud. Wie méér weet voege het er zelf aan toe.
Toen de statie op 9 febr. 1860 tot parochie verheven werd, waren er zes kerkmeesters (drie maal twee n.a.v. de drie schuilkerkjes, welke de statie had, totdat in 1805 de éne kerk kwam).

In 1867 werd besloten het aantal kerkmeesters tot vier terug te brengen.
Jacob Pietersz. Laan 1865 – 1877; Dirk Vriend 1871 – 1874; Toon Swart 1873-1875; Symen Klaasz. Koopman 1874…; Klaas Ariesz. Koopman 1875-1922; Pieter Rood 1875…; Jan Neefjes 1877….
De laatstgenoemde vier waren in functie in 1896 bij de afsluiting van het oude notulenboek van 1860-1896. Daarna kunnen, onvolledig en onzeker, genoteerd worden in dubieuze volgorde: Gerrit Dekker, Piet Sijm, V. Ph. Pinxter, Pieter Jacz. Neefjes, Kees Beerepoot Sr., Klaas Schoenmaker, Klaas Commandeur, Kees Symensz. Koopman, Pieter Pietersz. Neefjes, Willem Boon, Kees Swart, Jan KI. Ariesz. Koopman, Niek Breg, Piet van Dijk, Frans Karsten, Mevr. Goossens.
Thans – 1975 – hebben zitting:
J. Beemster, H. Koets, G. Koomen, J. Oostenbrink en S. Schouten.

J.K.

Ga naar hoofdstuk XI >