Hoofdstuk VI

VI Het orgel

De kerk van 1815 was in het bezit van een bescheiden orgel met 5 registers op het hoofdklavier. Blijkbaar is het overgebracht uit het schuilkerkje aan de Lagedijk (S. Koopmanstr.) want in het orgelboek van J. Hess uit 1774 wordt het beschreven. De waarschijnlijke maker was J. M. Gerstenhouwer uit Monnickendam die ook het orgel uit de Ned. Herv. te Wervershoof had gemaakt (later overgebracht naar de Oude Kerk van Scheveningen).

– Het huidige orgel is uit oude en nieuwe elementen in 1862 gebouwd door M. v. Dinter (1822-’90) uit Tienen (België), door huwelijk familie en ’n tijdlang ook compagnon van de voorvaderen van de orgelmakers Vermeulen (Alkmaar en Weert), die de jongste grote restauratie in 1970-’71 hebben uitgevoerd.

– Een financiële actie voor het orgelherstel werd n.a.v. het 25-jarig pastoraatsfeest van pastoor-deken A. F. Ranshuysen 29-9-’84 gevoerd door de kapelaans Theys en Willeman, waarop 74 parochianen reageerden met totaal f 2665.50. De grondige vernieuwing werd uitgevoerd door Gradussen uit Winssen (G): hij voegde de beide orgelkasten in één meubel samen en de dispositie werd uitgebreid en gewijzigd tot twee klavieren en transmissiepedaal.

– Door de invloed van de hete luchtverwarming geraakte het orgel na 1929 spoedig onklaar en op de duur volkomen onbruikbaar.
In de zestiger jaren werd de toestand onhoudbaar.
Men vroeg aan Vermeulen ’n restauratiebegroting: f 60 à f 70.000.—!!! Enthousiaste ondeskundigen pleitten voor ’n electronisch orgel van f 20.000,—, Kerkbestuur, vaklieden en Orgelraad hebben dit gelukkig kunnen voorkomen, dank zij de milde giften van vele parochianen en het veilingcomité, die het Kerkbestuur met ± f 15.000,— hielpen en zo de opdracht aan Fa. Vermeulen mogelijk maakten. Het zou te technisch worden als hier zijn vele werk werd omschreven. Men kan het nalezen in het programma uitgedeeld bij het feestelijk inspelingsconcert op donderdagavond 24-6-1971 door Albert de Klerk, stadsorganist van Haarlem.

– Het orgel heeft gezien zijn oorsprong een typisch zuidelijk klankkarakter in labialen en tongwerken, waardoor het in het Noord-Hollands orgelbezit een vrij unieke plaats inneemt en bijzondere belangstelling van organisten wekt.

– Het is wel zeker dat iedere parochiaan, ook de minder muzikale, graag naar de fluwelen klank van dit orgel luistert, zelfs de man die halfweg het inspelingsconcert tot zijn vrouw fluisterde: “ ’t Skiet al pittig op!” en die andere, na afloop in het portaal zijn “sjekkie” draaiend: “Ziezo, dat geriedel hewwe weer had!”

J.K.

 

 

Ga naar hoofdstuk VII >