II Het vestigen van het grafrecht


Schriftelijke overeenkomst

Artikel 10

1. Een grafrecht wordt gevestigd door een schriftelijke overeenkomst met het bestuur, genaamd grafakte.
2. Op de begraafplaats kunnen begraven worden:
2. – zij die als parochiaan staan ingeschreven bij de parochie en zij die met een parochiaan gehuwd waren;
2. – oud-parochianen die in een instelling voor gezondheidszorg verblijven en die voorheen tot de parochie behoorden.
3. Het bestuur kan van lid 2 in uitzonderlijke gevallen afwijken en toestaan dat anderen op de begraafplaats worden begraven.

Uitgifte van graven

Artikel 11
De graven van een gravenveld wordt in volgorde, door de beheerder te bepalen, uitgegeven. Het is niet mogelijk een bepaalde grafruimte te reserveren.

Recht op eigen (urnen-)graf

Artikel 12
Het bestuur kan aan één meerderjarig persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht verlenen om voor twintig jaren gebruik te maken van een bepaalde (urnen-) grafruimte, ten behoeve van hemzelf, de echtgenoot, een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad, of een pleeg- of stiefkind. Dit recht wordt verleend onder de voorwaarden, in dit reglement gesteld of door het bestuur later te stellen. In ieder geval moet betaling op grond van artikel 40 van dit reglement zijn geschied en moet bij de rechtsverkrijging schriftelijk worden ingestemd met het ruimen van het graf (artikel 43) wanneer dit recht, door welke oorzaak dan ook, geëindigd is.

Recht op algemeen (urnen-)graf

Artikel 13
Het bestuur kan aan één meerderjarig persoon het recht verlenen om voor tien jaren gebruik te maken van een plaats in een (urnen-) grafruimte, bestemd voor maximaal twee overledenen. Dit gedeelde recht wordt verleend onder de voorwaarden, in dit reglement gesteld, of door het bestuur later te stellen. In ieder geval moet betaling op grond van artikel 40 van dit reglement zijn geschied en moet bij de rechtsverkrijging schriftelijk worden ingestemd met het ruimen van het (urnen-)graf (artikel 43) wanneer dit recht, door welke oorzaak dan ook, geëindigd is.

Adres rechthebbende en gebruiker

Artikel 14
De rechthebbende en de gebruiker zijn verplicht hun adres en geboorte-datum aan het bestuur op te geven, alsmede de wijziging van hun adres.

Overlijden rechthebbende en gebruiker

Artikel 15
1.   Binnen 6 maanden na het overlijden van de rechthebbende of de gebruikerdient het grafrecht na een daartoe strekkend verzoek van de erfgena(a)m(en) te worden overgeschreven op naam van de echtgenoot, een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad, of een pleeg- of stiefkind overeenkomstig artikel 16.
2.   Indien de rechthebbende of de gebruiker is overleden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving als bedoeld in lid 1 van dit artikel voorafgaand aan die begraving of bijzetting te worden gedaan.

Overdracht grafrecht

Artikel 16
1.   Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan het bestuur van een door de rechthebbende en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht, met vermelding van de personalia en geboortedatum en het adres van de rechtsopvolger.
2.   Overdracht aan een ander dan de echtgenoot, een bloed- of aanverwant tot en met de vierde graad of een, pleeg- of stiefkind van de rechthebbende (of gebruiker) is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan naar het oordeel van het bestuur.
3.   Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Afstand dient schriftelijk te geschieden.

Weigering tot begraving of bijzetting

Artikel 17
Het bestuur behoudt zich het recht voor, ook nadat grafrechten zijn verleend, om canonieke redenen begraving van een overledene en met name de bijzetting in, een familiegraf of een algemeen (urnen-)graf te weigeren, onder teruggave van de reeds betaalde rechten, of alleen de begraving op een bepaald gedeelte van de begraafplaats toe te staan.

Ontbindende voorwaarden grafrechten

Artikel 18
Het bestuur verleent grafrechten uitdrukkelijk voor de tijd, gedurende welke het terreingedeelte, waarin zich de (urnen-)graven bevinden, tot de begraafplaats blijft behoren en voor de tijd dat de begraafplaats in exploitatie blijft.

Aan de toegekende grafrechten kan geen titel ontleend worden zich te verzetten tegen de bestemmingsverandering van (een gedeelte van) de begraafplaats of tegen de voorgenomen sluiting of gesloten verklaring van de begraafplaats.